HISTORIE

Het is begin 1800. Amsterdam is dé handelsstad van Nederland. Het overgrote deel van de Nederlandse koopvaardijvloot is Amsterdams en heeft hier haar thuishaven. Het IJ ligt nog open, er is nog geen Centraal Station, de Schreierstoren is het eind van de stad en heeft royaal uitzicht over het water van het IJ. Het wemelt er van de fregatten, de koffen, de galjoten, de brikken en de schoeners, in- of uitvarend of voor anker liggend. Allerhande hulpscheepjes wriemelen er tussendoor. De Prins Hendrikkade die dan nog Buitenkant heet, is de belangrijkste kade.

Met die zeilende handelsvloot hangt ook een enorme walorganisatie samen van reders, kooplieden, cargadoors, verzekeraars, scheepsbouwers, beursmakelaars, enz. enz. enz. Alles draait om schip en lading en de daarmee samenhangende verdiensten. Dat er mensen nodig zijn om die schepen te bemannen, is in die tijd een sluitpost waar niet al teveel aandacht voor bestaat. Slaat een schip dan ook in een vliegende storm te pletter op een vreemde kust, dan bestaat de kostenpost uit het verloren schip en de verloren lading. Over de bemanning wordt niet meer gesproken. Die is gewoon weg met achterlating van hun gezinnen in bittere armoede.

In 1822 komen deze aspecten tezamen wanneer een aantal kapiteins besluit tot de oprichting van Collegie Zeemans-Hoop. Het College richt het Weldadig Zeemans Fonds in waaraan zeevarenden kunnen deelnemen om zichzelf en hun familie te verzekeren tegen de gevolgen van overlijden of invaliditeit. Daarnaast wil het College ook een plek zijn waar niet alleen kapiteins elkaar ontmoeten, maar waar ook die maritiem betrokken walmensen welkom zijn. Met de oprichting van de sociëteit ontstaat een plek waar de belangen van de zeevaart besproken kunnen worden, waar maritieme ervaringen worden uitgewisseld en waar kennis kan worden opgedaan. Het is een tijd waarin berichten over de toestand in de wereld veelal nog door zeevarenden worden overgebracht.

Beide initiatieven nemen een grote vlucht. Zeemanshoop timmert flink aan de weg en wordt zo populair dat iedereen in de stad die erbij hoort of erbij wil horen, lid wordt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen effectieve en honoraire leden. Varende kapiteins kunnen effectief lid worden en de honoraire leden komen van de wal. Aparte groepen vormen nog de buitengewoon honoraire leden en de honoraire donateurs. Ter onderscheiding zijn effectieve leden gerechtigd om de Zeemanshoopvlag te voeren op hun schip met daarop hun vlagnummer. Koning Willem II en Prins Frederik worden buitengewoon honorair lid. Meer leden van de Koninklijke Familie volgen. Later wordt Koning Willem III, de overgrootvader van Prinses Margriet, eveneens buitengewoon honorair lid. Bij zijn deelname geeft hij te kennen dat hij het op prijs zou stellen vlagnummer 1 te krijgen. Zeven jaar na de oprichting heeft Zeemanshoop meer dan 1200 leden, een aantal dat dertig jaar later opgelopen is tot meer dan tweeduizend. De populariteit van de sociëteit is zo groot dat Zeemanshoop zich in 1862 een pand kan veroorloven op de Dam, naast het paleis, in hartje stad. In dezelfde tijd voorziet het Weldadig Zeemansfonds bijna vijfhonderd gebrekkige zeevarenden of hun nabestaanden van inkomenssteun.

Op het maritieme vlak heeft Zeemanshoop in korte tijd zoveel invloed weten te verwerven dat er in zeevarend Nederland praktisch niets gebeurt zonder dat het College erbij betrokken is. Het maakt dat in de sociëteit wekelijks ledenvergaderingen worden gehouden. Zo is er een commissie Wetenschappelijke Zeevaart die zich onder meer bezighoudt met de verbetering van zeekaarten.

Zeevaartkundige nascholing wordt aangeboden aan stuurlieden. De Amsterdamse Almanac voor Koophandel en Zeevaart wordt door Zeemanshoop samengesteld en uitgegeven. Na de Belgische opstanden neemt het College het initiatie voor oprichting van de van Speyktoren in Egmond. Het is betrokken bij de oprichting van het Zeemanshuis hier aan de overkant. Een filiaal van het KNMI, ook hier aan de overkant, komt er eveneens door aandringen van Zeemanshoop. En in 1916 is het mede-initiatiefnemer voor de oprichting van Het Scheepvaartmuseum.

In de periode voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog treedt voor Zeemanshoop echter de kentering in. Het Centraal Station wordt aangelegd waarmee de Prins Hendrikkade zijn functie als laad- en losplek verliest. De havens worden verplaatst en komen verder van het centrum te liggen.

De opening van het Noordzeekanaal maakte de komst van stoomschepen naar Amsterdam eenvoudiger. Stoomschepen die aan de modern ingerichte kades sneller gelost en geladen worden en daardoor minder lang blijven liggen. Bij elkaar leidt het ertoe dat de kapiteins domweg minder tijd hebben om naar de Dam te komen. Moderne communicatiemiddelen worden ontwikkeld waardoor het belang van de berichtgeving door zeevarenden minder wordt. Sociale voorzieningen van de overheid maken het Weldadig Zeemansfonds overbodig en het zwaartepunt van de zeevaart verplaatst zich langzaam naar Rotterdam. Dat alles bij elkaar maakt dat het belang van Zeemanshoop ook voor de honoraire leden afneemt. Het ledental loopt terug en Zeemanshoop wordt teruggeworpen op zichzelf. De financiële positie verzwakt en in 1914 moet het pand op de Dam verkocht worden. De opbrengst van de Dam geeft het College echter ook ruimere financiële mogelijkheden. Naast de in stand houding van de sociëteit verschuift de aandacht van het College naar het financieel ondersteunen van Nederlandse instellingen die de belangen van zeevarenden en de zeevaart, dienen. Zeemanstroost op Ameland is er zo een. Het Matrozeninstituut in Amsterdam. De Reddingsmaatschappijen. De Visserijschool in Egmond. De Zeemansbond in Rotterdam. Het tehuis voor Zeelieden in Hamburg. Het Hospitaal Kerkschip de Hoop. Het Marine Rampenfonds. En zo zijn er nog vele anderen. Allemaal instellingen met archaïsch klinkende namen die hun werk hebben kunnen doen mede dankzij Zeemanshoop.

Na een zwerftocht door de stad heeft Zeemanshoop uiteindelijk in 2008 het pand aan het Muntplein betrokken. We schrijven nu 2022 en Zeemanshoop geeft nog steeds invulling aan de oude doelstellingen. Nog steeds worden instellingen met sociaal-maritieme doelstellingen ondersteund. Nog steeds is de sociëteit als plek van samenkomst, de spil van de vereniging met nu 450 leden. Een aantal dat weer groeiend is.

In vroeger tijden gebeurde er in zeevarend Nederland weinig zonder dat Zeemanshoop erbij betrokken was. Die positie zal Zeemanshoop niet meer terugkrijgen, maar 19 mei 2022 is wel het jubileum gevierd van een instelling die tweehonderd jaar geleden met toekomstvisie is opgericht. Met de vernieuwde beleidsvoornemens hoopt het bestuur, net als de oprichters tweehonderd jaar geleden, een basis gelegd te hebben voor nog eens 200 jaar Zeemanshoop zodat in 2222 het 400-jarig jubileum gevierd kan worden.